26 april, 2005

ver weg

28 maart 2005 - Tierra del Fuego

Ik ben een vreemde reis begonnen, een lange reis langs veel verschillende plekken. Ik heb mijn reis onderverdeeld in verschillende vakanties om alles een beetje overzichtelijk te houden. Een paar dagen in Zuid Amerika, een dag of 10 op Antarctica, een korte zeilreis, een weekje Zuid-Georgia, weer een zeilreis, een weekend Tristan da Cunha, een zeilreis en een paar dagen Kaapstad. Drie continenten in acht weken, met daartussenin een grote oceaan.

Zuid Amerika is iets anders dan ik had verwacht. Onze taxirit door Buenos Aires was wel een ervaring, een grote stad, heel warm en een andere rijstijl dan wij gewend zijn. Ushuaia is wel een leuke stad, levendig, maar niet zo groot dat het onoverzichtelijk wordt. Er is hier ook een keurige grid-structuur, met de lange hoofdstraten parallel aan het water. De invulling van het grid is lekker rommelig, losse huisjes, grotere gebouwen in alle soorten, kleuren en maten. Het is leuk om te zien. Wat me opvalt is dat de mensen heel vriendelijk zijn. De taxichauffeur die ons naar het park heeft gereden met zijn busje heeft veel verteld, en hij gaf mij heel charmant een handkus. Tijdens onze laatste rit stopte hij onderweg om calafate-bessen te plukken. Als je die eet kom je nog een keer terug in Vuurland.

Het leven hier is heel goedkoop. Voor ongeveer 1,5 Euro kun je hier een liter bier kopen, en je kunt met z’n tweeen voor een tientje heel redelijk eten. We hadden ook beter hier onze Antarctica-uitrusting kunnen aanschaffen.

We hebben drie dagen gewandeld in het nationale park van Tierra del Fuego, een mooi park met een voor ons ongebruikelijk landschap. Hoge bomen, grote mossen, rivieren en meren, hoge, besneeuwde bergtoppen. Het was goed wandelweer, droog en niet al te warm. We hebben verschillende routes gelopen en veel verschillende vogels gezien. Hoogtepunten voor mij waren de prachtige Magelhaen-specht en de plaatselijke ijsvogel. De vogels zijn veel minder schuw dan in Nederland en het is zelfs mij gelukt een mooie foto van de ijsvogel te maken.

Ook in de directe omgeving van Ushuaia hebben we veel vogels gezien. Een prachtig klein valkje, de Amerikaanse torenvalk, en, tot onze verbazing, veel kwakken. Je ziet hier de mooiste vogels in de buurt van de riooluitlaat en bij de vuilnisbelt.

We hebben ons schip, de Bark Europa, al zien liggen. We zagen het schip eigenlijk al toen we aan kwamen vliegen. Het schip ligt aan de kade naast een aantal grote schepen, en lijkt eigenlijk heel klein. In eerste instantie sloeg de schrik me toch wel een beetje om het hart, moeten we met zo’n klein schip de oceaan over? Het ziet er wel mooi uit met de masten en de houten dekken. Ik ben heel benieuwd hoe het allemaal zal gaan verlopen.


9 maart 2005 – tussen Trinity en Deception Island

We zijn al ruim een week aan boord van onze driemaster en het is een hele ervaring. Soms voelt het of ik nooit ergens anders ben geweest. Aan de ene kant is veel nog nieuw en vreemd maar veel dingen zijn ook al gewoonte geworden. Je weet hoe laat je moet eten, waar je moet zijn, hoe veel dagelijkse dingen werken. Veel dingen weet ik ook nog niet, vooral de dingen die te maken hebben met zeilen. Daar voel ik me nog wel heel erg onzeker over.

Veel dingen vallen me mee en vind ik leuk. Het varen met de zodiacs is wel een ervaring, je wordt nat en koud maar het is wel leuk. Je komt lager bij het water en je kunt de dingen op een heel andere manier zien. De dieren, maar ook de ijsbergen, zoals vanochtend op het ijsbergenkerkhof bij Trinity island. Ik was heel erg onder de indruk van alle tinten blauw, dat was wel heel mooi. Het was “Exploring the Blue” in het extreme.

Het leven aan boord van het schip en langs Antarctica geeft het blauw helemaal een nieuwe inhoud. De zee geeft alle tinten blauw te zien, soms zie je wat er onder de golven gebeurt als het water langs de patrijspoort van je hut slaat. Je ziet dan het diepe blauw onder de golven waar het licht van boven invalt. Vlakbij de gletsjers en de ijsbergen zie je het hele oude, blauwe ijs, heel mooi tussen het wit. Op de mooie dagen zie je het blauw van de eindeloze luchten om je heen. Tot aan de horizon is er alleen zee en lucht, grijsblauw en blauw, maar afhankelijk van het licht ook allerlei verschillende tinten.

Ik voel me hier ook wel goed zo al met al. In het begin had ik wel moeite met alles, maar ik denk dat dat verschillende redenen had. Ik voelde me een beetje zeeziek, en tegelijk was ik continu slecht geconcentreerd en slaperig door de zeeziektetabletten. Ik was alleen maar moe en wilde slapen. Na een dag of vier was dat gelukkig over en begon ik me fysiek beter te voelen. Dan was er het vreemde van het schip, de wachten, het onregelmatige slapen, al die touwen en dat vreemde werk. Daar ben ik nog niet echt aan gewend, en ik heb ook een beetje de basis gemist. Ik wil wel wat meer gaan helpen, ook als dat betekent dat ik af en toe domme vragen moet stellen. De meeste mensen hier zijn erg aardig en lachen je niet zo snel uit, gelukkig.

Wat me aanvankelijk nog het meest angst inboezemde waren al die mensen. Ik voelde met slecht op mijn gemak bij het idee zo lang met die mensen te moeten optrekken en steeds sociaal te moeten zijn, maar het gaat me beter af dan ik had verwacht. Er zijn veel aardige mensen en ik vind het leuk met die mensen te praten en een beetje op te trekken. Er zijn er ook een paar waar ik me aan erger, maar het schip is groot genoeg om die mensen uit de weg te gaan. Met anderen heb je minder contact, maar is het verder wel goed en maak je zo af en toe een praatje.

De bemanning is over het algemeen aardig en geduldig. Ze werken allemaal enorm hard en doen heel veel voor je, gevraagd en ongevraagd. Er is steeds wel iets extra’s, champagne op het meest zuidelijke punt van de reis, op een koude dag warme chocolademelk met rum, en taart voor elke jarige. Het eten is goed en goed verzorgd, zeker gezien de beperkingen. Het lijkt me interessant het boodschappenlijstje te zien. Wat koop je in voor 49 mensen die 7 weken op zee zullen zitten.


Vrijdag 18 maart 2005 – ten zuidwesten van South-Georgia

Het blijft een hele vreemde vakantie. We leven hier in een kleine gemeenschap en dat begint zich nu ook wel af en toe te wreken. Je merkt dat mensen enorm op elkaar letten en commentaar op elkaar beginnen te hebben. Er zijn ook mensen die ik probeer te ontlopen, Het is wel grappig zo al met al. Iedereen heeft het gemunt op onze jongste mede-passagier die zich aan geen enkele regel houdt en volkomen zijn eigen gang gaat.

Ik heb net twee dagen met griep in bed gelegen. Hoe ziek ik nu echt was weet ik niet, ik was gewoon te moe om op te staan en heb die twee dagen ook echt geslapen. Niet eens gelezen. Ik ben nu nog duf en moe en heb niet zoveel eetlust.

Ik ben sowieso weinig gemotiveerd om dingen te doen. Ik wil wel steeds schrijven, want er zit veel in mijn hoofd, maar tegelijk heb ik er niet echt de energie voor. Ik lees voornameljk flutterige boeken van Dan Brown en Saskia Noort. Niet echt de moeite waard, maar wel een leuk tijdverdrijf.

Ik heb me wel een beetje teruggetrokken en leef veel meer in mezelf dan normaal. Ik hou mensen en contacten af zodra het allemaal een beetje veel wordt. Ik ben vaak niet zo spraakzaam ’s ochtends vroeg aan het ontbijt, zeker niet als ik ’s nachts wacht heb gelopen. Misschien komt dat ook omdat ik me vaak fysiek niet zo goed voel.

Morgen moeten we aankomen op South Georgia, ik ben wel heel benieuwd hoe het daar is en hoe het is om weer even aan land te zijn. En om andere gezichten te zien.


25 maart 2005 – ten noordoosten van South- Georgia

Ik ben dus op reis in het land van Adelie, maar helaas heb ik haar gemist. Het is nu herfst in Antarctica, het wordt kouder, grotere delen worden onbereikbaar, en de meeste pinguinsoorten zijn klaar met broeden. We zijn niet zuidelijk genoeg gekomen om de Adelie-pinguins te kunnen zien helaas. Wel hebben we keelbandpinguins, ezelspinguins en koningspinguins gezien. Het blijft vreemd om ergens aan de rand van het land te zitten en dan ineens een pinguin naast je te zien verschijnen. Vooral de koningspinguins zijn prachtig. Grote dieren, met een heel mooi kleurenpatroon. Ik ben erg onder de indruk.

Vandaag varen we midden op de Atlantische Oceaan, ongeveer 300 mijl van South Georgia, 1100 mijl van Tristan da Cunha, ons volgende reisdoel. Dit schip is niet zo groot, en af en toe voel je echt dat je maar een notendop bent op de grote oceaan. Om ons heen is vooral de grote leegte, de vogels, af en toe een walvis.

Op dit schip leven 15 bemanningsleden en 34 passagiers. Het is een kleine gemeenschap die zeven weken met elkaar opgesloten zit. De mensen zijn afkomstig uit verschillende landen, Nederland, Canada, Verenigde Staten, Groot-Brittannie, Frankrijk, Duitsland en Zwitserland. Iedereen heeft zo zijn eigen redenen om hier aan boord te zij. Wij zijn hier voor de natuur en de vogels, er is een radio-amateur die van afgelegen plekken wil zenden, anderen willen in de voetstappen van Shackleton treden. Maar er zijn vooral zeilers, mensen die een schip als dit van de ene kaap naar de andere willen varen.

Ik ben geen zeiler, maar ben ook af en toe bezig met het besturen van dit schip, of help een zeil te hijsen of naar beneden te halen. Ik weet niet altijd precies wat ik doe, maar tot nu toe gaat het goed. Ik denk ook niet dat er zoveel fout kan gaan, of ik denk niet dat de bemanning ons dingen laat doen die fout kunnen gaan. Het is wel een beetje of je teruggaat in de tijd op een zeilschip als dit. Je ziet alle oude films met zeilschepen en kunt je er ineens veel meer bij voorstellen. Het is wel een wereld op zich, alle touwen en zeilen, alle maneouvres, alle termen. Voor de bemanning is dit een groot deel van het leven, altijd leven in wachten, als het nodig is direct je bed uit wanneer de kapitein dat nodig acht, altijd aan het werk zowel boven in het want als onderin de kombuis.

En dan zijn er de lopende onderwerpen van het leven aan boord, doet de watermaker het vandaag nog en zo ja, hoeveel water is er geproduceerd? En hoeveel is er dan verbruikt? Wie eet toch altijd alle koekjes op? Hoeveel koffiekopjes zijn er de afgelopen uren gesneuveld en hoeveel zijn er nog over? Wie is er nog zeeziek, wie wordt het laatste slachtoffer van de griep? Wie ziet de eerste blauwe vinvis? Wanneer zien we Tristan da Cunha?

Af en toe is er contact met de buitenwereld, vooral via de radio-amateur, die het wereldnieuws het schip rondstuurt. Of er is iemand die luistert naar de wereldomroep. Het wereldnieuws lijkt hier alleen een stuk minder relevant. Dat zien we wel weer wanneer we thuis komen.

Dit is het gebied van de albatrossen, de stormvogels, de walvissen en de dolfijnen. Het is ongelooflijk dat hier nog gewoon van alles leeft. De albatrossen zijn prachtige, grote, imposante vogels. Ze scheren over de golven, schijnbaar moeiteloos, ver van alle land. Maar datzelfde geldt voor de hele kleine stormvogeltjes die je op grote afstand van land nog steeds tegenkomt. De walvissen zijn enorm, mooi om te zien en te volgen.

We zeilen zo langzaamaan de het gebied van de Antarctische convergentie uit, maar zien af en toe nog steeds ijsbergen in de verte aan de horizon. Het wordt nu wel langzaam warmer en we kunnen met een paar laagjes kleding minder toe. De lange onderbroeken kunnen nu wel bijna in de kast blijven. Op Tristan da Cunha is het nu nog zo’n 18 graden, daarna zal het pas echt warm worden. De hele koude winden hebben we in elk geval achter ons gelaten.

Vandaag houdt Tristan da Cunha ook vooral de gemoederen bezig. Wanneer komen we daar aan? Wat kunnen we er doen? Is er chocola te koop? Is de bar open? Het is wel een vreemd idee nu onderweg te zijn naar dat eiland. Het klinkt zo exotisch, zo afgesloten, maar we gaan er toch op bezoek. Onze radio-amateur heeft al dagelijks contact met het eiland en probeert een uitstapje naar Nightingale te regelen. Als we op tijd op Tristan zijn krijgen we daar ook extra tijd, dus misschien lukt het wel. Het zou erg leuk zijn.

We hebben deze keer ook muziek meegenomen op vakantie, en het is heerlijk om je daarin af en toe te kunnen terugtrekken. Ik heb steeds de muziek van Luka in mijn hoofd. “Don’t Be Afraid of the Light that Shines within You”, toepasselijk nu we op Kaapstad, de stad van Mandela, afvaren. Hoe vaker ik de zin hoor, hoe beter ik hem begrijp. Het past in veel van de dingen waar ik op dit moment mee bezig ben.

En er zijn boeken aan boord. De radio-man heeft boeken meegenomen voor in de bibliotheek, waaronder drie Jane Austen boeken. Ik ben deze keer begonnen met “Persuasion” , en het is leuk weer even mee te leven met Anne Elliott en haar Captain Wentworth. Hierna wordt het denk ik “Sense and Sensibility”.



27 maart 2005 – op de Atlantische Oceaan

Eerste paasdag, op een andere manier. We zijn nu echt de zuidelijke oceaan uit en varen op de Atlantische oceaan. Het is lang niet meer zo koud als het is geweest, je kunt nu een tijd aan dek staan zonder muts en handschoenen. Heerlijk. Geen wollen ondergoed, geen twee lagen handschoenen, niet altijd meer die dikke zeilbroek. Af en toe gewoon even lekker in de zon.

We varen niet heel hard vandaag, een beetje dobberen eigenlijk, maar dat voelt wel lekker. Ik was gisteren de hele dag zeeziek, lag alleen maar in mijn kooi en dat is niet heel gezellig. Je wordt er ook moedeloos en depressief van. Vandaag gaat het goed en ik heb genoten van de buitenlucht.

Nu zit ik in het dekhuis, de plek waar het tegen de avond gezellig wordt, waar de bar is, waar de mensen vooral komen om te kletsen, kofie te drinken of te eten. Het is nu vooral kletsen om me heen, hoewel er ook mensen lezen en schrijven. Bijna iedereen aan boord houdt wel een dagboek bij.

Het gezelschap aan boord is gemengd. De gemiddelde leeftijd ligt niet zo heel laag, veel mensen zijn (bijna) gepensioneerd. We behoren hier echt tot de jongeren. Iedereen heeft zo zijn eigen interesse en beleeft zijn reis op een andere manier.

Ik heb gisteravond “Persuasion” uitgelezen. Het is grappig om een boek dat je kent, al een paar keer hebt gelezen, toch weer zo ademloos uit te kunnen lezen. Je leest elke zin bewust, en dat is ook leuk. Ik heb tot nu toe aan boord alleen makkelijke dingen gelezen, zo’n beetje alles wat Dan Brown heeft geschreven, en de boeken van Saskia Noort. Brown schrijft vooral film-scenario’s met heel veel actie, je ziet het voor je. En van Saskia Noort ben ik niet zo onder de indruk. Misschien dat ik daarom nu Jane Austen extra waardeer. Ik vond vanochtend ook “Pride and Prejudice”, dus ik ben daar maar in begonnen. Altijd goed. Je weet hoe goed Austen is, maar pas als je de boeken weer herleest realiseer je je hoe goed en hoe subtiel ze schrijft.

Zo ver weg heb je niet echt benul van de dagen en de tijden, maar de bemanning doet wel zijn best om het Pasen te maken. Er is speciaal paasbrood gebakken, er was een eierschilderwedstrijd, en vanmiddag was het chocolade-eieren zoeken aan dek. De competitie zat er wel echt in en de echte zeilers gingen de masten in om te zoeken. Ze hadden geluk.

28 maart 2005 – Atlantische Oceaan

Een tweede paasdag midden op de Atlantische Oceaan. Je raakt hier op een gegeven moment compleet je tijdsgevoel kwijt. We rekenen op dit moment vooral met dagen naar Tristan da Cunha. Vandaag was een goede dag buiten. Ik heb veel achterop het schip gestaan om naar de vogels te kijken. Het is zo’n fantastisch gezicht om de reuzenalbatrossen, de zwarte albatrossen en de grijskoppen achter de boot te zien zeilen. De vogels zijn zo groot en zo imposant, je kunt er de hele tijd naar kijken. Het is moeilijk om alle vogels die hier rondzwerven uit elkaar te houden. Behalve albatrossen zijn er verschillende soorten stormvogels, pijlstormvogels en stormvogeltjes. We varen nu steeds meer richting Tristan en dat betekent dat we vooral de soorten gaan zien die daar broeden.

We zijn nu halverwege tussen South Georgia en Tristan da Cunha, echt middenop de Atlantische Oceaan. Dit is geen gangbare vaarroute, dus we komen geen andere schepen tegen. De enige mensen die we deze dagen zien zijn onze mede-passagiers en de bemanningsleden. Op Tristan zullen we wat nieuwe gezichten zien en wellicht twee nieuwe passagiers oppikken. Blijkbaar zijn er twee Britse wetenschappers die vervoer zoeken naar Zuid-Afrika en omdat er maar zo weinig schepen zijn die op Tristan varen hebben ze gevraagd of ze met ons meekunnen.

Het is enorm interessant om de sociale omstandigheden hier te observeren. Mensen die aan het begin van de reis gezellig een praatje maakten, nu dikke vrienden zijn geworden of elkaar niet meer kunnen luchten of zien. De mensen die graag op de voorgrond treden en veel ruimte in nemen, de mensen die hun eigen gang gaan en veel minder zichtbaar zijn.

De meeste mensen maken deel uit van het wachtsysteem en werken mee aan het reilen en zeilen van het schip. Sommige mensen doen dat heel enthousiast en fanatiek, ze klimmen de masten in, vechten om een plek aan het roer, en staan altijd wanneer gevraagd direct aan allerlei touwen te trekken. Ik ben wat minder enthousiast en draai gedeeltelijk mee met de wachten. Als mij goed wordt uitgelegd wat ik moet doen trek ik ook aan de touwen, ik kan intussen redelijk sturen, help af en toe een zeiltje repareren, maar ga niet de mast in. We hoeven nu in elk geval niet meer op de uitkijk om de ijsbergen te zien. Dat was op zich niet zo erg, maar vaak wel koud, en hoe goed kun je midden in de nacht nu echt die ijsbergen aan zien komen?

Ik heb regelmatig de, vrijwillige, vogelwacht. Heerlijk op de achterplecht zitten, en turen naar de vogels. Het is nu niet meer zo bar koud, dus je kunt heerlijk zonder muts, zeilbroek en drie paar handschoenen een paar uur buiten zitten. En we varen langzaam richting de tropen, dus het wordt alleen maar beter. Het is heerlijk om buiten te zijn en niet misselijk in mijn kooi te liggen. Dat is het voordeel van dagen als deze, met weinig wind en weinig deining. Helaas betekent dat ook dat we niet echt opschieten en dat we misschien niet zo lang op Tristan kunnen blijven als we hadden gehoopt.


29 maart 2005 – Atlantische Oceaan

Deze reis is een tocht van vrij extreme temperatuurschommelingen. We begonnen in Amsterdam zo rond het vriespunt. In Buenos Aires vlogen we de 30 graden in, om vervolgens in Ushuaia in een heerlijke 15 graden terecht te komen. Ik kreeg meteen het voorjaar in mijn hoofd.

Maar dan reis je naar het zuiden. Het wordt nooit echt veel minder dan het vriespunt. Er staat wel vaak veel wind, soms wordt je nat door spatwater, regen of sneeuw en dat maakt je koud, maar het is hier nog lang geen winter. Terug naar het noorden, richting South Georgia, betekent dat het heel langzaam een klein beetje warmer wordt. Je kunt een laagje minder aan doen dus je wordt iets mobieler en je kunt je wat sneller aankleden, maar de wachten ’s nachts bljiven erg koud als je wacht hebt en op de uitkijk staat of aan het roer.

Dan vanaf South Georgia gaat het hard. Ineens sta je met een temperatuur van een graad of 15 in de zon aan dek en kun je een tijdje blijven staan zonder muts, handschoenen en zeilbroek. En het kan zelfs prettig zijn een tijdje te sturen. Het laatste weerbericht van Tristan da Cunha is dat het daar zo’n 30 graden is, dus we hebben nog wel wat voor de boeg. Ik ben benieuwd hoe warm het straks in Kaapstad is.


30 maart 2005 – Atlantische Oceaan

De meer opvallende passagiers hebben in de loop van de vijf weken tot nu toe bijna karikaturale vormen gekregen. Als je zo lang met een zo gevarieerde groep woont gebeurt er van alles met het idee dat je van de mensen hebt. Sommigen leer je beter kennen, het zijn de aardige en meestal niet de meest opvallende mensen. Het is leuk om te praten met mensen die je anders niet zo snel zou tegenkomen en te horen over levens die toch wat verder van het jouwe afstaan. Er zijn ook mensen met wie je minder contact hebt, misschien omdat ze je minder liggen, de mensen die je vooral observeert en wiens bijzonderheden steeds verder worden uitvergroot. En de groepen zijn ook niet helemaal constant, mensen met wie je aanvankelijk goed kon opschieten blijken sterke onhebbelijkheden te laten zien, mensen die eerst wel erg afstandelijk waren blijken toch erg aardig te zijn.

Het roddelcircuit is ook aanmerkelijk, je ziet en hoort het gebeuren en je gaat er zelf ook makkelijk in mee. Te makkelijk soms. En sommige onderwerpen zijn ook te dankbaar om zomaar te laten gaan. Wie houdt zich niet aan de ongeschreven regels van de groep? Wie houdt zich met bijzondere dingen bezig? Wie heeft er een grappige uitspraak gedaan? Sommige mensen bevinden zich bijna constant in de sociale ruimten en bemoeien zich overal mee, leveren commentaar en maken van alles iets grappigs.

Onze amateur-radioman is een soort Popeye, een prototype zeeman. Niet zo groot, een rond brilletje, witte baard, kaal hoofd waar vrijwel altijd een mutsje op rust. Hij heeft altijd zijn waterdichte schoenen aan en loopt in zijn lange onderbroek annex trainingsbroek. Hij heeft een hoekje van het dekhuis geclaimd waar zijn radio vastgesnoerd staat. Het setje moest eerst twee keer door het dekhuis vliegen voor hij het vastzette. Op de meest vreemde momenten kruipt hij erachter, zet zijn koptelefoon op en begint met harde stem zijn call-sign te roepen. Zijn vaste partner op dit moment is Andy op Tristan da Cunha. Hij regelt ook voor iedereen aan boord het zenden en ontvangen van e-mail, dus er is een hoop heen en weer geregel van bestanden van en naar zijn kleine computer.

Zijn vrouw is veel zeeziek, vooral meegegaan voor de pinguins en teleurgesteld dat we er zo weinig zien. Ze moet eigenlijk haar proefschrift afmaken, maar komt niet aan werken toe omdat ze te ziek is.

Er is een vrouw van 70 die vooral wil genieten van de elementen. Ze huppelt het schip over, half dansend, maar moet zich vooral overal aan vasthouden omdat ze last heeft van haar heup. Ze neuriet ook de hele tijd zodat je altijd weet wanneer ze in de buurt is. In het begin wilde ze nog wel meehelpen maar ze blijkt toch minder mobiel dan ze had gedacht en ze ziet ook niet wat er moet gebeuren of heeft er geen zin in omdat het dingen zijn die ze haar hele leven al heeft moeten doen.

Onze scheepsarts is niet anders te omschrijven dan als “nincompoop”. Ik weet geen nederlands woord dat hem zo goed omschrijft als dat. Hij is compleet naief, overactief en vrij dom, maar ook enorm arrogant. Hij kan heel enthousiast zijn over het schip en het zeilen, maar het blijft wel heel oppervlakkig allemaal. Hij is nooit te beroerd om de vaste bemanning uit te leggen hoe ze hun werk moeten doen. Hij lijkt vooral bezig met het registreren van alles wat er gebeurt met zijn camera’s, video en foto, om aan alle vrienden en kennissen te laten zien wanneer hij weer thuis is. Als er iets aan dek wordt gesignaleerd rent hij naar buiten voor de opname om dan later nog eens te gaan informeren wat hij nou eigenlijk precies gefilmd heeft. Hij loopt rond in veelkleurige kleding, met een vrolijk mutsje met twee kwastjes op zijn hoofd, als een soort bejaarde kleuter. Hij is de scheepsarts, maar de passagiers moeten hem vaak uitleggen welke andere passagiers ziek zijn. Een medepassagier vertelde hem dat hij ziek aan het worden was, alle symptomen van griep, de reactie van de toegewijde arts was: “Dan moet ik maar bij jou uit de buurt blijven.” Toen ik na twee dagen met griep in bed weer verscheen en hem vertelde dat ik ziek was geweest bleek dat dat volledig langs hem heen was gegaan en dat was hem ook wel prima zo. “Ja ach, dat kun jij zelf wel oplossen”. Ik hoop niet dat mij hier echt iets overkomt of dat ik echt ziek wordt. De man is een complete chaoot.

Zijn vrouw is er ook bij, voornamelijk om de man aan te sturen, denk ik. Zij vertelt hem met grote regelmaat wat hij moet doen. Ze vertelt ook de andere passagiers wat ze moeten doen. Ze let overal op, moet overal om lachen want alles is leuk en bijzonder. Ze is heel kritisch op haar medepassagiers die zich op de koekjes en de chips storten, maar is dat vooral als ze zelf net te laat is om voor in de rij te staan.

Er is nog een andere arts aan boord die eigenlijk graag als scheepsarts was meegegaan en ook erg haar best doet om dat in de praktijk te zijn. Ze is beste maatjes met de kapitein en altijd in de bar te vinden zodra zijn wacht is afgelopen en hij nog een biertje drinkt. Ze gedraagt zich als bemanningslid hoewel ze dat niet is. Ze klaagt over het gebrek aan overleg en samenwerking in de wacht, maar gaat vervolgens zelf compleet haar eigen gang zonder rekening te houden met de andere mensen in haar wacht.

Er zijn twee Engelse heren, niet al te jong meer, die zowel hetzelfde als erg verschillend zijn. De ene is een echte gentleman, hij woont op Guernsey, heeft een eigen schip, is in alle opzichten upper-class, vol zelfvertrouwen en vol verhalen, duidelijk erg slim. Hij wil ook altijd graag al zijn ervaringen delen met de mede-passagiers. De andere is een postbode uit Reading, vervroegd met pensioen en hij vaart met het schip mee terug naar Portsmouth. Hij is een echte zeiler en wil van alles doen. Hij kijkt enorm op tegen de Guernsey gentleman en zoekt ook altijd zijn gezelschap. Hij lacht weinig en het lijkt niet echt of hij het nou echt naar zijn zin heeft, hoewel dat volgens mij wel zo is.

De jongste passagier is ook een engelsman, maar weer compleet anders. Hopeloos verwend, heeft geen school afgemaakt maar het ontbreekt hem aan niets. Hij gaat zijn eigen gang en trekt zich van niemand iets aan. Hij maakt deel uit van het wachtsysteem maar komt vaker niet dan wel opdagen. Hij ziet er goed uit en is een favoriet van de meiden in de keuken zodat hij altijd net iets extra krijgt. Toch klaagt hij dat hij zo weinig eten krijgt. En zo ongeveer iedereen heeft kritiek op hem en vindt hem hopeloos.

Ook twee Engelse meisjes, de ene uit Newcastle, vaak slecht te verstaan, de andere woont al jaren in Duitsland. Het meisje uit Newcastle probeert steeds mensen voor de gek te houden en is altijd in voor een geintje. Ze probeert steeds de vrouwen bij elkaar te houden en een beetje op te zetten tegen de mannen. Het meisje dat in Duitsland woont is wat serieuzer en altijd hard aan het werk. Ze is echt meegekomen om te zeilen.

Er is een Franse vrouw, een jaar of 50, zeer stevig, die zich gedraagt als een verwend meisje. Ze zet steeds een meisjesachtig stemmetje op en trekt een pruillipje, vooral als ze haar zin niet krijgt. Ze is steeds zeeziek, maar eet meer dan de meesten en slaat geen maaltijd over. Ze heeft rijke ouders, enorm veel dure apparatuur bij zich, maar ze weet niet hoe ze er mee om moet gaan.

Onze Asterix komt uit Duitsland, blond met een klein staartje en een echte Asterix-snor. Hij wil graag lid van de bemanning worden en zit steeds ergens hoog in een mast. Hij is altijd enthousiast bezig met de dingen die met zeilen en het schip te maken hebben. Hij heeft een droog gevoel voor humor.


31 maart 2005 – richting Tristan da Cunha

Na twee mooie, rustige dagen is het vandaag weer ruiger. De golven zijn hoger, slaan soms over het dek en het schip beweegt weer veel meer. Tot mijn verbazing ben ik nog niet zeeziek geworden vandaag, ik ben daar wel blij om. Vanochtend hadden we wacht maar er was niet zo heel veel te doen. Wel druk aan het roer omdat we de wind niet vanaf de goede kant hebben. Soms is dat zeilen wel ingewikkeld allemaal.

Het goede weer van de afgelopen dagen betekende dat je veel meer buiten kon zijn, gewoon met een boekje in de zon, of om echt vogels te kijken. We zien nu weer andere soorten albatrossen, dat is wel leuk. Ik vind zelf de grote pijlstormvogels ook erg mooi. Het blijft verbazingwekkend dat zulke, soms hele kleine, vogels hier leven zo ver van alle land.

De passagiers vormen intussen een grote leesclub. Vrijwel iederen is wel met een boek bezig, en je ziet boeken de ronde doen. Er zijn drie exemplaren van de Da Vinci Code aan boord, en ze zijn ook steeds in gebruik. Tegen het eind van de reis heeft bijna iedereen het wel gelezen. Ik heb net mijn derde Jane Austen uit, “Sense and Sensibility”. Het is lang geleden dat ik het heb gelezen, volgens mij toen ik nog studeerde, maar ik heb intussen wel de film gezien. Het is wel moeilijk om de personages in het boek de gezichten van de acteurs te geven zo af en toe. Het blijft me verbazen hoe leesbaar de boeken van Austen zijn, helder geschreven, mooie zinnen met veel dubbele bodems, en ronde personages. Je kunt je verliezen in de romantiek, in de humor en je leeft mee met de personages. Na alle thrillers waardeer ik haar werk misschien nog wel meer. Voorlopig is de voorraad Austen even op, “Mansfield Park” is in gebruik, maar daar kan ik ook thuis mee verder. Ik denk dat ik nu weer begin in “Bleak House”, ook lang geleden dat ik dat gelezen heb. Of uberhaupt iets van Dickens. Ik heb nog bijna drie weken, dus dat moet lukken.

Morgen is het al april, dan zouden we toch zo ongeveer Tristan da Cunha moeten kunnen zien. De wind staat helaas verkeerd, dus misschien moeten we via een omweg varen. Meer tijd op zee, minder aan land. Ik ben nu wel benieuwd naar dat mythische Tristan met zijn potato patches, de vulkaan, en de 297 inwoners. En zitten daar echt zoveel albatrossen.


1 april 2005 – Atlantische Oceaan

Een redelijk zonnige dag, buitentemperatuur 17 graden, de wind nog steeds van de verkeerde kant. Het schip blijft flink bewegen, en dat voel ik wel in mijn maag. Tot nu toe gaat het gelukkig goed. Er hangen veel vogels rond de boot, blijft mooi om te zien. Nu zien we weer met grote regelmaat de geelsnavelalbatros.

De scheepskrant van vandaag meldt de ontsnapping van twee passagiers in de sloep... En vanmiddag is er een cocktailparty omdat de ijsmachine is gerepareerd. Ik ben heel benieuwd.

Hier vanuit het warme, droge dekhuis zie je regelmatig de golven over het dek slaan. We liggen flink scheef en iedereen loopt ook scheef. Het geeft wel grappige beelden, bijvoorbeeld als je door de gang benedendeks loopt hangen alle kleren en handdoeken los van de muur. Je moet je altijd vasthouden, je moet altijd je koffiekopje vasthouden, rekening houden met een grote golf. Als je doucht heb je eigenlijk drie handen nodig, je moet je kunnen wassen maar je moet je ook goed vasthouden anders glij je weg en klap je tegen een muur aan. Als je in je bed ligt kun je niet ontspannen liggen want je glijdt compleet naar je voeteneind. Alles kost dus veel meer energie en je gebruikt je spieren wel heel anders.

Vanochtend houdt Luka Bloom mij weer gezelschap. Nu ik alles op een DVD heb gezet luister ik ook naar dingen waar ik anders minder naar luister, zoals de originele “I’m A Bogman” samen met Christy Moore. Ik ken het nummer zo goed van de concerten en van de soloversie van Luka op “Between the Mountain and the Moon”. Ik hou ook erg van de versie van “Holy Ground” uit de Twee Meter Sessies. Ik kan me herinneren dat ik een keer een platenwinkel in liep en dit nummer hoorde. Ik heb eerst staan luisteren en ben vervolgens wat rond gaan kijken. Het klonk zo mooi in die ruimte.

Ik blijf onder de indruk van de inzet van de bemanning. Ze werken 12 uur per dag, elke dag, door het wachtensysteem kunnen ze nooit meer dan een uur of vijf achter elkaar slapen. Ze blijven vriendelijk, pakken alles aan en zijn ook altijd bereid om een praatje te maken of iets nog een keer uit te leggen. En het lukt de mensen in de kombuis nog steeds om lekkere maaltijden te maken ook al worden de verse ingredienten steeds schaarser.


2 april 2005 – Bijna bij Tristan

Vandaag is het echt warm, je ziet de jassen verdwijnen en de korte broeken verschijnen. Iedereen loopt nu in trui of t-shirt aan dek, er liggen minder mensen in de kooien, er zitten minder mensen met een boek in het dekhuis en het is druk op het dek. De meeste mensen zien er ook een stuk gelukkiger uit dan de afgelopen dagen. Minder zieken, meer vrolijkheid door de zon. Onze accordeonspeler zit op het dek en vermaakt de passagiers. Vandaag is ook de dag dat iedereen foto’s maakt van het schip en alles wat er gebeurt. Het is wel leuk iedereen zo tot leven te zien komen.

Morgen moeten we aankomen op Tristan da Cunha. Het ziet er naar uit dat we daar alleen morgenmiddag zullen zijn vanwege het weer en de wind. Echt een bliksembezoek. Dat is wel jammer, ik had wel zin in wat meer uren aan land. De verhouding tussen dagen op zee en dagen aan land is wel een beetje zoek.

Overmorgen zetten we dus al koers voor Kaapstad, de laatste etappe van onze oversteek. Zo gaat het toch nog snel al met al. Het ziet er wel naar uit dat we nog wat echt zomerse dagen krijgen. Het is nu benedendeks soms al erg warm en benauwd.

Het email-systeem aan boord blijft grappig. Onze radio-amateur stuurt via zijn kleine laptop en radio de emails van iedereen via allerlei tussenstations de ruimte in. Het is een komen en gaan van mensen met verschillende digitale kaartjes die mails langsbrengen en ophalen. Nu we weer meer richting land komen is de ontvangst ook weer makkelijker, maar het kan een paar dagen duren voor je mail wordt verstuurd. Het is een wonder dat het uberhaupt kan. Vandaag vind ik het extra leuk omdat mijn broer jarig is en zo kan ik hem toch nog feliciteren.


5 april 2005 – Tristan voorbij

Op de dagen dat het meeste gebeurt heb je de minste tijd om te schrijven. We waren de afgelopen twee dagen op Tristan da Cunha “The Remotest Inhabited Island in the World”. We hadden er al zoveel over gelezen en over gehoord, dan is het grappig ook echt op de plek te komen. Zondagochtend vroeg zeilden we tussen Nightingale en Inaccessible door en toen we wakker werden was Tristan in zicht.

Om op het eiland te komen moet je in een kleine reddingsboot bestuurd door mensen van het eiland. De boot is groter dan de zodiacs waarmee we tot nu toe aan land zijn gegaan. De motoren zijn ook een stuk sterker dus je gaat met flinke vaart over de golven. De rit was wel spectaculair, vooral het laatste stuk. De boot vloog met grote snelheid op de havenmuur aan om pas op het laatste moment een scherpe bocht te maken. Ik zat voorin en kon volop genieten. Tot mijn verbazing was ik ook nog vrijwel droog.

Eenmaal op het eiland kon ik bijna meteen mijn grote ambitie vervullen, ik heb in het museum aan gebreide “Tristan da Cunha” pinguin aangeschaft. Ik had hier ooit een foto van gezien in de Tristan-bijbel van Albert Beintema en het leek me fantastisch zo’n pinguin te kunnen kopen. Mijn dag kon niet meer stuk. Na het museum gingen we nog langs de supermarkt voor een gidsje van het eiland en daarna door naar mijn tweede doel: de aardappelvelden, the potato patches. Het was nog wel een eindje lopen, maar het was lekker zonnig en een mooi pad tussen de heuvels, de koeien en de schapen.

Het landschap is bijzonder, tropische planten en bomen, begraasde heuvels en veel lavasteen. Weer zo heel anders dan South-Georgia. Gras en vlindertjes, heerlijk groen. Het is ook fijn om na twee weken aan boord weer eens echt even de benen te kunnen strekken.

Terug in het dorp eerst langs het postkantoor, daarna naar de pub. Leuk om een paar mensen van het eiland te kunnen spreken. Het is een hele kleine gemeenschap, en ik had een beetje het gevoel dat alle mensen erg op elkaar leken. Ze waren wel vriendelijk. Het was leuk de hier aan boord beroemde Andy Repetto te ontmoeten. Onze radio-amateur heeft bijna dagelijks contact met hem, ergens vanuit de hoek van het dekhuis horen wij een kant van de gesprekken met Andy. Nu weten we met wie al die gesprekken gevoerd worden.

We hadden geluk en mochten de dag erna nog een keer op en neer. Deze keer was de zee wel een stuk ruiger, en de rit in de kleine boot was nog spectaculairder. We krijgen maar een paar uurtjes, maar genoeg om even op het oudste kerkhof te kijken, waar de stichter van de settlement begraven ligt, en bij de restanten van de vulkaanuitbarsting van 1961. Je kunt de stroom van lavasteen goed zien en de stroom heeft het dorp maar net gemist. De stenen hebben vreemde vormen, erop groeien veel mossen eromheen alweer veel planten.

Ik had graag nog langer gebleven en de kans gekregen ook Nighingale te bezoeken. Daar broeden al die vogels waar Tristan zo bekend om is. Ik denk dat dat dan de volgende keer maar moet gebeuren.

De komende twee weken zitten we weer op zee, nog zo’n 1400 mijl naar Kaapstad. Vannacht hadden we een stevige wind en konden we goed vaart maken, nu is het alweer iets rustiger. We hebben ook bericht gekregen van een Franse solozeiler die assistentie heeft gevraagd. Het is een vaag verhaal, steeds weer anders, en het blijft onduidelijk wat we moeten doen. We varen nu in elk geval wel zijn kant op.


6 april 2005 – op weg naar Kaapstad

De duim van Jan heeft een paar dagen geleden klem gezeten in de deur van de bar. De nagel is blauw. Jan vertelt graag verhalen dus hij heeft alle passagiers en bemanningsleden het verhaal al uitgebreid verteld. Vandaag bleek toch nog iemand het niet te hebben gehoord, en Jan gooide zich vol verve weer in het verhaal.

Er is besloten de Franse solozeiler links (of eigenlijk rechts) te laten liggen. De nood is niet zo hoog als was gedacht, wij kunnen niet veel voor hem doen en er komt over een paar dagen een bevoorradingsschip van Tristan deze kant op die hem wel kan slepen. Dat is het eind van veel gespreksstof aan boord.

Ik had vannacht wacht van 12 tot 4, de minst prettige wacht omdat je nacht in tweeen wordt gebroken en omdat je de hele vier uur in het donker staat. Twee keer een half uur gestuurd en dat was wel lekker. Het was heerlijk fris, niet koud en het was droog. Af en toe was het even helder en kreeg je een prachtige sterrenhemel te zien. In het water waren de kleine lichtjes van het plankton zichtbaar, ook heel bijzonder. Het is ’s nachts overal heerlijk rustig. Je ziet de mensen uit je wacht en de vaste bemanningsleden die wacht draaien. Tussen het werk door kun je wat lezen of even kletsen. Soms kun je in deze wacht ook helpen in de kombuis met het bakken van brood of koekjes. Dat heb ik de vorige keer gedaan en dat was ook leuk om te doen.

Het is nu weer lekker zonnig, dus het is druk aan dek. Mensen zitten lekker in de zon met een boekje, kijken vogels of staren wat voor zich uit. Als het goed is moeten we nog meer van zulke dagen krijgen tussen nu en Kaapstad. Je krijgt er bijna een vakantiegevoel van. Er wordt nu ook weer gevochten om het stuur.

Zijn verwonding weerhoudt Jan er niet van zijn accordeon te spelen aan dek. Hij heeft blijkbaar een wat beperkt repertoire want hij speelt al vijf weken dezelfde liedjes. Hij houdt zich in elk geval in het algemeen aan het zeemansthema. Mies neuriet zich intussen een weg door het schip, zwaaiend met haar sokken, en in haar korte broek. Ze is 70 maar wil dat eigenlijk niet weten. Ze wil vooral genieten van de elementen.

Voor sommige mensen duurt de reis nu wel lang genoeg, en het vooruitzicht nog tien dagen op zee te zijn maakt niet iedereen gelukkig. Een van de Amerikaanse dames houdt het al een tijdje voor gezien en als het had gekund was ze op Tristan da Cunha uitgestapt om naar huis te vliegen. Ze had verkeerde verwachtingen van deze reis, en er is voor haar eigenlijk weinig te doen. Ze maakt wat puzzels, doet een spelletje op de computer en leest een boekje. Ze houdt er niet van aan dek te zijn, een lunch aan dek vindt ze al vervelend. Ze was blijkbaar eerder op een luxere zeilboot met een casino en allerlei andere vormen van amusement en waar je niet werd geacht mee te zeilen. Haar man is een verwoed zeiler en is vaak aan dek te vinden of aan het roer, dus ze is vaak alleen. Voor haar heeft het nu wel lang genoeg geduurd.

Een ander Amerikaans stel is iets gelukkiger aan boord. De man is 76, een echte buitensporter en voormalig bergbeklimmer, en hij beweegt zich makkelijk over het schip of in de mast. Het stel is al 55 jaar getrouwd, altijd samen gebleven, en zij steunt hem in alles. Een paar dagen geleden hebben ze samen, ondersteund door twee andere, zorgvuldig uitgekozen, passagiers, een voordracht gehouden. De man deed dat vol overgave en gevoel voor dramatiek, en het was voor hem niet moeilijk de aandacht van het publiek vast te houden.

Voor mijn gevoel ben ik nu pas echt gewend aan het leven aan boord en ik kan me redelijk handhaven. Ik draai een deel van de wachten, dus ik kan meehelpen maar ook uitrusten. Er is tijd om foto’s te maken, aan dek vogels te kijken, te schrijven, te lezen. Ik ben ook al lang niet meer zeeziek, en dat voelt wel goed. Bewegen blijft af en toe moeilijk, we hellen nu naar bakboord, dus alles schuift weer een andere kant op dan de voorgaande weken. Op zich liggen we wel stabiel dus je hoeft niet steeds kopjes te vangen die worden gelanceerd en als je even je glas neerzet ligt het niet binnen een minuut op je schoot. Ik ben wel andersom gaan liggen in mijn bed, en we kunnen niet meer douchen in onze hut omdat het water nooit bij de afvoer komt.

Ik kan ook wel genieten van het zicht op de zeilen met de wind erin en daarachter de wolken en de blauwe lucht. Het is mooi om te zien hoe het schip zich door de golven beweegt, hoe de vogels erachter hangen. Je kunt eindeloos ver kijken, je ziet alleen oceaan.

Tussen het oceaanleven door ben ik ook nog steeds druk aan het lezen. Ik heb de vierde Jane Austen gevonden, “Mansfield Park”, maar dat boek is minder licht van toon dan de andere drie en veel moraliserender. De muziek op mijn koptelefoontje is op het moment vooral de Beautiful South. Er zijn perioden dat ik elke dag naar die band luister, en ik vind het jammer dat ik maar een cd heb meegenomen. Tegelijk blijft het leuk dat je hier gewoon naar je eigen muziek komt luisteren.

Dit zijn wel echt de dagen dat iedereen op iedereen let en zich overal mee bemoeit. Sommige mensen maken daar een dagtaak van, en dat is soms heel vermoeiend. Je moet soms een beetje uitkijken, en je hoort ook steeds uitspraken van andere mensen herhaald. Ik geloof dat het nu weer tijd wordt dat ik lekker naar buiten ga om albatrossen te bekijken.


8 april 2005 – Atlantische oceaan

We varen vandaag op de motor naar het zuidoosten op zoek naar wind. Dat is wel grappig, we moeten eigenlijk naar het noorden. Het leven aan boord van een tall ship zit altijd vol verrassingen. Het is wel mooi weer, koud maar zonnig. Vreemd te bedenken dat we nog maar een weekje zeilen naar Kaapstad, volgende week om deze tijd hebben we de Tafelberg al bijna in zicht. Voordeel van het varen op de motor is dat we overstag zijn gegaan, dat het putje in de douche weer aan de goede kant zit, en dat we vandaag kunnen douchen. Zo kun je met simpele dingen al heel blij zijn.

Ik zie Jaap druk in de weer met de grote groene teil: hij is bezig zijn was te doen. Je kunt kleine hoeveelheden wasgoed inleveren bij de huishoudelijke dienst, maar de rest moet je zelf wassen. In Antarctica was dat lastig, heel koud water, dus hele koude handen. Hier gaat het een stuk beter. Een andere passagier, onze Duitse Asterix, heeft het wel voor elkaar gekregen de andere groene teil overboord te gooien. Het kind met het badwater.

Ik heb Luka Bloom op shuffle staan, dan hoor je liedjes in andere volgorde, minder verwacht en vanzelfsprekend, en dan luister je weer anders. Ik hoor nu “Diamond Mountain”, dat vond ik altijd al mooi maar nu valt me weer op hoe mooi.

Er zijn aan boord twee timmerlieden, een van hen is een Canadese jongen uit Quebec. Hij is nog erg jong, niet zo groot, en hij heeft een mooi rood sikje. Hij leidt een beetje een zwervend bestaan, geloof ik. Hij heeft een apart gevoel voor humor, en maakt mooie kastjes en andere meubelstukken. Eigenlijk is hij meubelmaker. Hij is altijd ergens achter het dekhuis bezig. De andere timmerman komt uit Nederland. Hij maakt nieuwe treden voor de trap waar een paar dagen geleden iemand van naar beneden viel.

Vlak achter het dekhuis is een hoge balk die door een aantal bemanningsleden en passagiers wordt gebruikt als trainingsapparaat. Net was een man of zes bezig zich op te trekken. Natuurlijk wordt dat meteen een wedstrijd waar iedereen zich in mengt. Het is wel grappig om te zien. De een wil niet onderdoen voor de ander.

Ik begin het sturen van het schip nu wel leuk te vinden, hoewel het soms moeilijk is. Ik let op het kompas en op de koers die me opgegeven wordt. Eigenlijk moet je meer op de zeilen letten, maar ik ben nog niet zo ver dat ik daar heel veel aan zie. Ik moet nog maar een beetje oefenen, denk ik. Straks heb ik weer wacht, dan mag ik weer een half uurtje sturen.

Er is hier aan boord veel aandacht voor alles wat met het eten te maken heeft. Iedereen weet precies wanneer de koekjes worden neergezet, wanneer er iets bijzonders is, en waar je op moet letten. De maaltijden zijn op vaste tijden en er is vaak iets extra’s. Er is een routine in alles, ook in het eten, het zijn altijd dezelfde mensen die vooraan in de rij staan, die er als eerste bij zijn als het om koekjes gaat, en het zijn vaak dezelfde die zich misdeeld voelen. Er is altijd ruim voldoende voor iedereen, zelfs na zes weken is er nog voldoende variatie, en voor ons, de vegetariers, wordt veel moeite gedaan.

Het is grappig dat je onwillekeurig meegaat in allerlei dingen waar je eigenlijk niet in mee wilt. Je gaat ook letten op het eten en de koekjes, je let veel te veel op sommigen van de mede-passagiers, soms zit je te veel te klagen en te roddelen. Ik probeer me zoveel mogelijk met mezelf en mijn eigen dingen bezig te houden, m’n eigen gang te gaan, maar soms ontkom je er niet aan in zo’n kleine gemeenschap.

Onze tweede stuurman is een Amerikaan die moeilijk van zijn stuk te brengen is. Hij is 29, komt uit Florida, en heeft altijd wel een sterk verhaal te vertellen. In zijn volgende leven wil hij terugkomen als walvis, dan kan hij lang leven, elk jaar de helft van de tijd bezig zijn met eten, de andere helft met het maken van baby’s. Hij is erg aardig, en kan goed uitleggen wat je nu eigenlijk moet doen en wat er van je verwacht wordt.


9 april 2005 – Onderweg naar Kaapstad

Als je met een zeilschip van 60 meter lang over de Atlantische Oceaan vaart kun je je iets meer voorstellen bij het idee dat de aarde een platte pannenkoek is. Ik heb vaak het gevoel dat ik in mijn scheepje in een panorama vaar, zoiets als het panorama van Mesdag. Je kunt rondom overal de horizon zien, behalve daar waar je een zeil in beeld hebt. Helemaal rondom houdt het beeld op waar de zee de lucht raakt. Ons schip zeilt daar middenin. Het panorama beweegt met ons mee en blijft altijd perfect rond. Het beeld verandert steeds wel, de wolkentekeningen, het blauw en de buien in de verte. Als je op het achterdek staat kijk je ook steeds mooi in de zeilen.

De activiteit aan boord is soms onvoorstelbaar. Vandaag worden er nieuwe ra’s en zeilen bijgezet. Dat betekent dat er, terwijl we met een snelheid van 7 knopen varen, iemand hoog in de mast met grote stukken hout in de weer is. Onderweg wordt ook onderhoud gepleegd, er worden zeilen gerepareerd, blokken geschuurd, kastjes gemaakt. Tegelijkertijd zijn er altijd wel mensen die slapen omdat dit een 24-uursbedrijf is. Er hebben altijd ’s nachts mensen wacht die overdag slapen.

Bijna alle passagiers leggen op een of andere manier hun ervaringen vast. Je ziet altijd wel mensen met dagboekjes rondlopen en schrijven, of achter hun laptop zitten. Er wordt ook veel gefotografeerd en gefilmd. Soms heb ik wel de indruk dat mensen niet meer gewoon kunnen kijken maar dat altijd alles door een lens moet en moet worden vastgelegd. Als je gewoon kijkt zie je wel veel meer en veel breder. Het lijkt wel of mensen iets niet gezien hebben als ze het niet vastgelegd hebben.

Het is een mooie dag vandaag. We hebben een redelijke snelheid maar liggen wel stabiel. Er zijn wat wolken maar vooral een blauwe lucht. Je ziet weer mensen bezig met de was en er hangt wasgoed op verschillende plekken op de dekken. Er zitten ook weer mensen met hun boek in de zon. De reflectie van het zonlicht in de zee is erg mooi. Er zijn ook weer veel vogels rondom de boot. Nog steeds veel grote pijlstormvogels, mooie elegante vogels. En de albatrossen blijven imposant.

Het sociale leven aan boord blijft schommelen. Na 6 weken samen met dezelfde groep heeft een aantal dingen zich gestabiliseerd. Er zijn kleine groepjes die wat vaker met elkaar optrekken en die in elkaars aanwezigheid ontspannen zijn. Ik heb ook een paar mensen gevonden bij wie ik me prima op mijn gemak voel en met wie ik graag klets. Dat zijn er de wat meer gespannen relaties, de mensen waar anderen zich aan ergeren. Naarmate de reis vordert wordt de spanning groter en zijn er meer mensen die elkaar ontlopen. En er zijn een paar mensen die erin slagen bijna iedereen op de zenuwen te werken. Het lukt onze scheepsarts intussen om de ontbijtzaal vrij snel leeg te krijgen. Zelfs de meest geduldige, rustige en aardige passagiers doen intussen veel moeite om hem te ontlopen. Ik doe dat al weken.


13 april 2005 – Richting Kaapstad

Antarctica ligt nu ver achter ons, nog ongeveer drie dagen zeilen tot Kaapstad. We varen zo langzaamaan het subtropisch gebied binnen. Het is warm buiten, mensen zitten met boek in korte broek aan dek. Wel voldoende wind om snelheid te houden, dus we gaan met vaart op Kaapstad aan. Het is een mooie blauwe lucht om het schip, wel witte wolkjes, maar dat is een prachtig gezicht.

Ik heb twee dagen op het achterdek foto’s staan maken van de albatrossen. Ik kon een telelens lenen, dus ik kon nu ook wat betere foto’s maken. Het is wel leuk om te doen, en ik wil het wel wat vaker gaan doen. Ik heb ook wat foto’s gemaakt van mensen aan boord, dat vind ik ook leuk om te doen. Ik moet me er eerst maar eens wat meer in verdiepen zodat ik wat beter weet wat ik nu eigenlijk aan het doen ben.

Het schip ziet er mooi uit nu alle extra zeilen ook gezet zijn, ongeveer zoals op alle reclame-foto’s. We kunnen gelukkig wel echt zeilen op het moment en de motor hoeft niet aan. Dat is vooral ’s nachts fijn, op deze manier kun je gewoon de hele nacht doorslapen. We hebben nog maar een keer een nachtwacht, dus kunnen we voor Kaapstad nog een beetje uitrusten. Wacht op dit moment is vooral sturen, en dat is vaak nog wel te combineren met het kijken naar alle vogels. Er is de afgelopen dagen hard gewerkt om het schip een beetje op te poetsen, zelfs een deel van de buitenkant is geverfd.

Je kunt merken dat mensen moe worden en dat de reis bijna afgelopen is. Er gebeuren meer kleine ongelukjes, mensen ergeren zich meer aan elkaar, en zelfs de meest gelijkmatige, rustige mensen beginnen bepaalde andere passagiers te ontlopen. Sommige passagiers worden zeer regelmatig ontlopen. Het is nu ook makkelijker omdat je op het hele schip kunt gaan zitten, niet alleen binnen. De Amerikaanse vrouw die alleen is meegekomen omdat haar man graag zeilt zit nog steeds de hele dag binnen. Ze komt alleen voor de lunch aan dek. Eigenlijk is ze de reis al heel lang zat. Een andere Amerikaanse is nog steeds bezig met haar proefschrift en zit meestal in het dekhuis te werken. In elk geval is ze nu niet meer zo ziek en kan ze ook echt werken.

Ik merk dat ik ook op moet passen en niet de hele dag op andere mensen moet gaan zitten letten. Het is leuker om gewoon voor jezelf bezig te zijn, maar je ontkomt er niet helemaal aan. Het zal vreemd zijn straks weer aan wal te zijn. Eerst in Kaapstad waar je helemaal niemand kent, dan weer thuis waar je wel veel dezelfde gezichten ziet van dag tot dag, maar veel meer en veel minder intensief. Na 7 weken zal dat wel weer wennen zijn.

Nu worden er ook weer zeilen bijgezet. Het zijn vooral de echte zeilers die zich daar nog mee bezig houden. Vandaag werkt onze birthday boy ook mee. Verjaardagen aan boord worden gevierd met taart aan dek, en de laatste paar keer ook met klein cadeautjes die mensen hebben gemaakt. De laatste jarige is vandaag aan de beurt en hij heeft meteen goed ingezet. Hij heeft zich getooid met slingers en een strooien hoed met roos. Zo weet iedereen in elk geval wie er jarig is.

Ik luister weer naar Luka Bloom, en het gaat me nog niet vervelen. Ik bedacht me dat hij op 6 mei weer in Amsterdam speelt en ik heb er nu al weer zin in hem te zien en horen spelen. Het lijkt me heerlijk ook weer dingen te kunnen doen die niets met zeilen en de zee te maken hebben. Het lijkt me ook heerlijk weer meer te kunnen bewegen, een eind te kunnen wandelen, hard te lopen, of te fietsen. Je kunt hier niet veel kanten op, en lichaamsbeweging is niet echt aan de orde, behalve dan het af en toe trekken aan touwen om zeilen te hijsen of te strijken.


15 april 2005 – bijna aan land

Het lijkt of ik lang niet heb geschreven, maar dat valt wel mee. Het is de een na laatste dag aan boord van het schip, en je kunt aan alles merken dat we bijna in de haven zijn. Het schip wordt opgeruimd en schoongemaakt, mensen zijn foto’s aan het maken van het schip en de dingen die hier al weken gebeuren. Er wordt geld opgehaald voor de bemanning, er wordt een loflied gemaakt, verslagen worden afgerond, digitale foto’s uitgewisseld. Je ziet mensen rondlopen met gidsjes van Kaapstad.

Het is een vreemd idee dat ik volgende week om deze tijd alweer een dag heb gewerkt, ik kan het me nog moeilijk voorstellen. We zitten nu bijna zeven weken met deze groep van 49 mensen aan boord van het schip en we hebben in die tijd weinig andere mensen gezien, een paar op South Georgia, een paar op Tristan da Cunha. Overmorgen lopen we in een grote stad tussen alleen maar mensen die we niet kennen. Hier kun je op elk moment met wie je ook ziet een praatje beginnen omdat je iedereen kent. De spanningen beginnen ook wel toe te nemen, dus waarschijnlijk is het goed dat we bijna aan het eind van de reis zijn.

We hadden vannacht onze laatste nachtdienst en konden tijdens het sturen genieten van een heldere sterrenhemel en een prachtig gezicht op de Melkweg. Tussendoor moest er ook nog worden gebrast, de masten en ra’s moesten zo worden gedraaid dat ze de meeste en de juiste wind konden vangen. Het betekent vooral aan touwen trekken of touwen laten vieren. Brassen heeft hier aan boord een bijna mythische betekenis. Als je dat helemaal snapt ben je geslaagd.

Na een nachtdienst ben je altijd brak en vooral heel erg moe. Vandaag is het rustig op zee, weinig vogels, dus we missen niet zo veel. Ik wil ook nog mijn laatste boek uitlezen, een thriller. Niet zo heel bijzonder, maar toch. Na mijn portie Jane Austen, en “Mansfield Park” is een behoorlijk taai boek, heb ik twee boeken van Karel Glastra van Loon gelezen. Wel mooi, moet ik zeggen. Ik ga thuis nog maar even verder met Jane Austen, ik zit daar nu wel weer helemaal in.

Gisteren heb ik weer een tijd foto’s gemaakt en er zaten een paar mooie bij. Je maakt er veel maar er zijn er steeds maar een paar echt de moeite waard. Ik begin het toestel en de principes nu een beetje te begrijpen, maar ik zal nog wel wat moeten oefenen voor het echt wat wordt. Ik begin het in elk geval steeds leuker te vinden. Ik vind het leuk om vogelfoto’s te maken, maar ook om leuke portretten of andere foto’s van mensen aan boord te maken.


25 april 2005 – weer thuis

We zijn alweer bijna een week thuis. De tijd gaat zo snel. Ik kan me nu moeilijk meer voorstellen dat ik deze tijd vorige week ergens bij de waterzuivering van Kaapstad naar pelikanen, flamingo’s en ibissen stond te kijken.

De aankomst in Kaapstad was wel indrukwekkend. We waren ’s ochtends vroeg opgestaan om Kaap de Goede Hoop te kunnen zien, een mooi uitzicht. We waren amper aan dek of er kwam een enorme groep dolfijnen op het schip af, gewoon onderweg van A naar B en ons schip lag toevallig op de route. Ze kwamen van bakboord aanzwemmen, doken onder de boot door en gingen aan stuurboord weer verder. Het moeten er honderden geweest zijn. Later speelden er nog dwarsgestreepte dolfijnen een tijd om de boot heen, ook een mooi gezicht. Ik stond net aan het roer maar dat ging niet helemaal goed en ik was al snel 30 graden van koers. Gelukkig nam Jason even het stuur van mij over zodat ik ook even kon gaan kijken.

Hier zagen we ook de Kaapse Jan van Genten en onze eerste afrikaanse pinguins. Even later werden alle vogels vervangen door kleine jachtjes die ons begeleidden naar de haven, het was een feestelijke intocht. Op de kade ook nog veel mensen, het was een mooie zaterdagmiddag dus het was druk aan het Waterfront.

Na alle douane-formaliteiten mochten we dan tegen vieren echt aan wal. Land onder de voeten, en dan nog wel Afrikaans land, voor mij ook nieuw. Even pinnen en informatie opvragen bij de VVV en daarna het afscheidsdiner aan boord. Een groot saladebuffet met vooral veel verse groente en fruit. Het was heerlijk na alle diepvries en blikgroenten.

Het was wel vreemd om nu allemaal andere gezichten aan boord te zien, de nieuwe kapitein, nieuwe bemanningsleden, bijna een inbreuk op je privacy. De volgende ochtend was het afscheid nemen, niet iedereen was op tijd wakker, dus ik kon niet iedereen gedag zeggen, maar de meeste mensen wel. Dat is toch wel vreemd en in veel gevallen erg jammer, omdat je zo lang zo intensief met elkaar optrekt.

Onze drie dagen in Kaapstad zijn goed besteed met bezoeken aan de Kirstenbosch Botanische Tuin, de Waterzuivering en Rondevlei. Drie gebieden waar je veel vogels kunt zien, en ik was zeer onder de indruk van de grote varieteit aan vogels, van de kleine maar prachtige brilvogeltjes tot de gigantische pelikanen. In de botanische tuin vooral bos- en tuinvogeltjes, bij de waterzuivering veel wadvogels, waaronder veel steltkluten en koereigers. Heel mooi. Hoogtepunten waren de grote uil die we bij de waterzuivering langs het pad zagen zitten, en de ijsvogeltjes in Rondevlei.

De laatste dag hebben we nog een bezoek gebracht aan Robbeneiland. Je krijgt daar maar heel weinig tijd, dus we hebben ervoor gekozen buiten te lopen en zwartvoetpinguins te bekijken en om niet de hele rondleiding door de gevangenis mee te maken. Als ik ooit nog terugga zou ik dat wel doen, denk ik, maar ik vond het nu vooral leuk de pinguins te kunnen bekijken. Er is veel te zien in Zuid-Afrika.

Ik ben nog wel bezig alle indrukken te verwerken. Als ik nu terugkijk, alle foto’s weer zie, dan komen veel herinneringen terug, maar het is wel veel. Ik kan ook nog even moeilijk aarden in het dagelijks leven. Ik hoop dat dat wel snel weer lukt.

Geen opmerkingen: